woensdag 2 november 2005

PAMUK EN ZEEMAN IN DE RODE HOED

Een impressie van het interview met Orhan Pamuk door Michael Zeeman in De Rode Hoed in Amsterdam op zaterdag 29 oktober 2005 j.l.

Orhan Pamuk is zo’n typische knuffelauteur van de West-Europese intelligentsia. Nu Turkije voor de E.U. staat, actueel bovendien. In de Rode Hoed, een van de drie linkse gesubsidieerde praathuizen van Amsterdam, verklaarde hij op 29 oktober jl. dat hij nu liever niet meer praat over de Armeense genocide van 1915. Met dat laatste had hij zojuist furore gemaakt in een Zwitsers blad. Turkije ontkent die zwarte plek in haar geschiedenis. Pamuk wil die dapper onder de aandacht brengen, maar realiseert zich dat de uitwerking wel eens averechts zou kunnen zijn. Hijzelf is een warm voorstander van Europa, maar de reactie binnen zijn land zou de critici van Turkije’s toetreding in de kaart kunnen spelen.

Dus praat hij liever over zijn leven en de literatuur. Dat leven maakt deel uit van de verfranste elite die per definitie de dienst uitmaakt. Haar leden zijn natuurlijk pro vooruitgang en anti religieus. Godsdienst, verklaarde Pamuk voor een gehoor van Nederlandse literatuurliefhebbers, is iets voor de bedienden, voor het volk. Geen probleem, want voor God is ook de meerderheid van zijn Europese gehoor en lezers te verlicht. Interviewer Zeeman gebruikte het woord `agnosticus’, maar dat hoort de Turkse schrijver liever niet. Kerk en staat mogen dan sinds 1923 gescheiden zijn, de islam is in Turkije veel meer aanwezig dan het christendom in welk Europees land ook. Wie niet in God gelooft, houdt daar zijn mond over. Zo ook Pamuk.

Des te meer gelooft hij in de Literatuur. Baudelaire, Flaubert, Proust en zelfs Robert Burton’s Anatomy of Melancholy uit 1621 noemde hij. Dat laatste in verband met de melancholie, een sjiek gevoel voor wie tot de upperclass behoort. Culturele treurnis over een stad, Istanbul, die ooit een imperium aanvoerde. Het moet zoiets zijn als Wenen, gisteren nog centrum van de grootse Donau-monarchie, thans waterhoofd van een onbetekenend republiekje. Pamuks eigen werk is, afgaande op wat hij daaruit voorlas, vooral gevoel, sfeer. Precies dat wat past bij de Nederlandse lezers van romans. Ideeën, visie zit er niet in. Des te meer autobiografie. De vraag is hoe die literaire voorkeur valt in een land als Turkije. Zeeman stelde die vraag niet. Maar als je, zoals trots vermeld, in vijfendertig talen vertaald wordt, hoe lezen je taalgenoten je dan?

De traditie van Europa, en nog meer die van het Oosten, staat heel ver af van de `roman’, of wat wij tegenwoordig literatuur noemen. `Verhaal’ komt meer in de buurt. En Onpersoonlijk. En over uitzonderlijke dingen. Dat is de traditie. De gedetailleerde psychologische en gevoelsmatige wederwaardigheden van een doorsnee individu daarentegen, intereseerden vóór pakweg 1850 niemand. En in het Oosten interesseert dat nu alleen de in het Westen opgevoede bovenlaag.

Maar wat wil dat Westen met de Pamuks? Misschien is dat nostalgie. Wat Orhan Pamuk doet, herinnert de de lezers in Europa aan hun eigen verleden. Pamuk is eerlijker en authentieker dan de eigentijdse coryfeeën in Europa. Om de leemte te vullen waren daar in de negentiende eeuw de Russen, en in de twintigste eeuw de Latijns-Amerikanen. Nu is het de tijd voor de Turken en andere Oosterlingen.

Wat de gewone Turken betreft, naar alle waarschijnlijkheid voelt tachtig procent niets voor de EU. En wat de geschiedenis betreft, ligt het voor de hand dat het sinds 1923 verdrongen verleden straks zijn tol komt opeisen. Daar hebben we Pamuk niet over gehoord.

Geen opmerkingen: