dinsdag 1 november 2005

AMSTERDAM

Amsterdam dankt zijn opkomst en glorie aan de keizerskroon die nog steeds op de Westertoren prijkt. De stad kreeg haar in 1489 van Maximiliaan van Oostenrijk, keizer van het H. Roomse Rijk, als dank voor genezing van een dodelijke ziekte. Die schreef hij toe aan het wonder dat in 1345 had plaatsgevonden in de Kalverstraat, destijds Die Lane geheten. Amsterdam was toen nog een onbetekenend vissersdorpje aan een rivier.

Het wonder betrof een hostie die onverteerd in het vuur bleef zweven nadat ze daarin geworpen was met het braaksel van een zieke man. De vrouw des huizes had haar uit de vlammen gehaald, in een doek gewikkeld en in een kistje gelegd. Daarmee was ze naar de pastoor getogen. En nadat het wonder zich nog enige keren herhaald had, begrepen de vrome gelovigen dat Onze Lieve Heer zijn tegenwoordigheid in het Heilig Sacrament des Altaars kenbaar wilde maken. Op de plaats van het gebeuren verrees een kapel, de zogeheten Heilige Stede. Na het bezoek van Maximiliaan van Oostenrijk was het hek van de dam. Nu begonnen de pelgrims van heinde en verre in groten getale toe te stromen. Aldus verwierf het onbetekenende vissersgehucht aan de Amstel zijn plaats op de landkaart. Tweehonderd jaar later, toen de stad met de keizerskroon de wereldzeeën beheerste, kon Neerlands nationale en katholieke dichter Joost van den Vondel zeggen dat Amsterdam zijn opkomst en glorie dankte aan het Mirakel van 1345.

Tot aan de Reformatie vierde Amsterdam het Mirakel met een jaarlijkse processie waarin alle gilden meeliepen, met op kop een wolk van priesters en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en een baldakijn waaronder in kostbare monstrans de hostie voortschreed. De hele stad verkeerde dan in een geur van wierook. De protestanten maakten met die paapse praal korte metten en na de beeldenstorm belandde de kapel van de Heilige Stede in handen van de opstandelingen. Het verhaal van het Mirakel dook onder om voort te leven in de harten van de katholieke minderheid. Het waren de eeuwen van de schuilkerken. Pas met de Franse bezetting onder Napoleon begon het getij te keren.

Rond 1880 herleefde de middeleeuwse processie in de zogeheten Stille Omgang. Een paar katholieke Amsterdammers hadden na een historisch onderzoek vastgesteld welke route de middeleeuwse processie volgde. Inmiddels heerste alom het liberalisme, en openbare demonstraties van godsdienst waren bij de wet verboden. Zo besloten de onderzoekers de `tocht’ af te leggen in de nachtelijke uren. Hun initiatief vond in de daarop volgende jaren ingang bij meer katholieken en zo ontstond in de oploop naar de twintigste eeuw de traditie van de Stille Omgang. Meestal vond deze plaats in de maand maart. De route die men liep, bestreek de Kalverstraat, de Nieuwendijk, de Prins Hendrikkade voorlangs het Centraal Station, de Warmoesstraat, de Nes en via de Lange Brug terug naar de Kalverstraat en het Rokin waar men de tocht besloot met een omgang rond de kapel van de Heilige Stede.

Met onderbreking van de oorlogsjaren, 1940-45, wordt de Omgang ieder jaar in de maartse duisternis gelopen. Middelpunt van de devotie is de Begijnhofkapel. De oorspronkelijke kapel is nooit teruggekeerd in katholieke handen. De Hervormde Gemeente, eigeneres, heeft het gebouw, dat ooit werd afgebroken en daarna weer opgebouwd, gedurende de afgelopen decennia verhuurd aan een party-centrum, een moskee en thans komt er een spookhuis, dependance van het wassenbeeldenmuseum van Madame Tussaud. De ironie is dat juist nu het spookhuis gaat verrijzen er bij openbreking van de vloer een aantal schedels en botten is aangetroffen. Zo durven we te voorspellen dat er op nabije bestemming van deze heilige plaats waar Neerlands hoofdstad haar roem aan dankt geen zegen rust. Teken van hoop is evenwel dat er sinds twee jaar weer een openbare processie plaatsvindt, overdag, onder aanvoering van de Haarlemse bisschop Mgr. Jozef Punt. Gezien de multiculturele situatie waarin wij ons thans bevinden gedoogt het stadsbestuur deze demonstratie van katholieke geloof...

Geen opmerkingen: