vrijdag 15 juni 2007

FILOSOFIE VOLGENS ROGER SCRUTON

Filosofie moet vooral modern zijn, zoals de titel "A Short History of Modern Philosophy" aangeeft. Dit uit 1995 daterende werk is thans ook in het Nederlands te lezen van Erik Coenen, uitgegeven bij Bijleveld, 2006.

Van Descartes tot Wittgenstein - luidt de ondertitel. Net als voor de meesten vóór hem, begint ook voor de als conservatief bekend staande Roger Scruton de “moderne” filosofie bij Descartes. Waarom niet bij Michel Montaigne? Omdat het filosofen om de “methode” gaat, en niet om de zelfkennis waar Socrates om vroeg. Maar – kun je je afvragen – wie of wat is dat “ik” dat “zijn” claimt uit de beroemde uitspraak “ik denk, dus ik ben”? o be or not to be, that is the question.Maar ook Shakespeare valt niet onder de filosofen. Descartes – zegt Scruton – wil door “metafysisch onderzoek” “de grondslag van de menselijke kennis vaststellen”. Maar wat is “metafysisch”, en wat heeft dat veronderstelde onderzoek sindsdien opgeleverd? Anders gezegd: weten we nu eindelijk of God bestaat, wie of wat God is? Weten we of de ziel bestaat, en wat de ziel is? Heeft hekkesluiter Wittgenstein daarover nu, vier eeuwen later, meer te vertellen? Nee. Want Wittgenstein zoekt allang niet meer naar God, of de ziel. Zijn vinding is veeleer dat onze taal te kort schiet, en dat zwijgen de eerlijkste filosofie is.

Wat gebeurde er tussen Descartes en Wittgenstein? Hier volgt een kleine greep.

Spinoza’s verdienste is de uitvinding van “substantie”. Dat is iets “dat uit zichzelf bestaat en uit zichzelf moet worden begrepen”. Is “substantie” soms een ander woord voor God? Van Leibniz vertelt Scruton dat hij in het voortbestaan van de ziel geloofde. Maar twijfelde daar vóór Descartes ooit iemand aan? Volgens de empiristen (Locke, Berkeley) berust, aldus Scruton, alle kennis op eigen ervaring, en daarom verwierpen zij de “metafysica”. Maar hoe moet het dan verder met het “onderzoek” à la Descartes? Hume vroeg zich af wat dat “ik” van Descartes (ik denk, dus ik ben) eigenlijk is, en introduceerde het scepticisme, oftewel: wij kunnen niets met zekerheid weten. God en de ziel zijn ficties. Daarmee is Leibniz van de baan.

Kant betoogde dat de mens “empirisch en metafysisch tegelijk” moet zijn. Over God en de ziel moeten wij evenwel ons verstand met rust laten. Ons? Volgens Kant mag niemand méér weten dan wat we met z’n allen kunnen weten, of wat de Statistiek weetbaar acht. Dat is nog eens democratisch! De wereld is, zegt Kant, “zoals de wetenschap haar beschrijft”. Maar de wetenschap verandert voortdurend, en hoe moet dat dan verder met onze kennis van de wereld in relatie tot onze zelfkennis? Hegel vindt de Idee uit, en de Geist. Is dat misschien – net als Spinoza’s substantie – een ander woord voor God?

De politieke filosofen – Hobbes en zo – vinden het “natuurrecht” uit. Maar heeft de mens “van nature” rechten? En zo ja, namens wie, of wat? Hegel verheft de Staat tot zedelijk beginsel, de onvolprezen “rechtsstaat”. Maar wat recht? Is niet iedere staat een product van roof en moord, van rijkdom verkregen door het overvallen en onderwerpen van een andere staat? Met Marx trad de “zelfvervreemding” in. En daarna kwamen de filosofen van het utilitarisme: geluk najagen en lijden vermijden, het hedonisme. Maar is dat al niet een heel oude, prechristelijke filosofie?

Wittgenstein is naar de mening van Scruton “de belangrijkste filosoof van de 20ste eeuw”. Hij bepaalde de grenzen van het denken die niemand mag overschrijden. Deze filosofie is daarom het hoogtepunt – zegt Scruton – omdat daarmee eindelijk het “ik” is overwonnen. Niet “ik denk, dus ik ben”, maar “het denkt, dus ik ben”. De volgende stap is dan de ontdekking van het “het”. Wellicht ook een andere naam voor wat ze oudtijds God noemden?

Roger Scruton heeft zich braaf gehouden aan de filosofen die de handboeken voorschrijven. Montaigne, Swedenborg, Hamann, De Maistre... die komen niet voor in wat de scholen en universiteiten de Geschiedenis van de Filosofie noemen. Natuurlijk is Scrutons Geschiedenis opzettelijk beknopt en, volgens zijn eigen zeggen, selectief. Maar waar is de kritiek op de gevestigde filosofen?

Wat ik Scruton en de lezers van Scruton aanraadt, is om eens het heerlijk subversieve Avondrood der filosofen van Giovanni Papini ter hand te nemen.

Naar aanleiding van:

Roger Scruton, Moderne filosofie - Van Descartes tot Wittgenstein, (vertaling Erik Coenen), Uitgeverij Bijleveld, Utrecht, prijs: € 22,50. Om daarna dit te lezen:Giovanni Papini, Avondrood der filosofen, (vertaling: Robert Lemm), Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, prijs: € 17,95.

Geen opmerkingen: